Je ziet ze overal, de suffe schapen
in hun geijkte quasistoere look,
het onderlijf geperst in spijkerdoek.
De kuddegeest dwingt hen om na te apen.
De stof is zelden effen, helder blauw,
heeft shabby scheuren, gaten, kleurverschillen
op dijen, knieën, zelfs op gulp en billen.
Mijn god, denk ik steeds: waarom moet dat nou?
Waar is de onderscheidingsdrift gebleven?
We wilden toch nooit uniformiteit?
Die denimkonten missen waardigheid
en slonzigheid wordt zo tot norm verheven
maar daarom geeft de horde echt geen donder.
Wél gaat de goede smaak aan jeans ten onder!
De markt is voor tevredenen en legen.
En dan, wat is een markt nog in dit land?
Een groentekraam ter grootte van een krant,
een viskar met wat vlaggetjes ertegen.
Geef mij zo’n gangpad, breed als ’s Heren wegen
met rijkgevulde schappen langs de kant,
de winkelwagens vol tot aan de rand,
de weekaanbieding die ons doet bewegen.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
De gevel houdt zijn wonderen verborgen,
de rijkdom van deez’ aard bijeen geharkt.
Dit heb ik bij mijzelve overdacht,
verregend op een miezerige morgen,
domweg aan ’t schuilen in de supermarkt.
Een culinair gedrocht, waarvan alleen de naam al stinkt
naar ingewanden, zweet en varkensoren.
Die grauwe misslag, die precies zo smaakt zoals hij klinkt,
laat zien hoezeer de kookkunst kon ontsporen.
De laffe brij (het braaksel van een ernstig zieke kat?)
wordt in wat lauwe olie opgewarmd.
Het resultaat: een platte kleffe grijzig bruine wrat,
die echter door mijn oma werd omarmd.
Zij gaf mij, toen ik klein was, ooit een bord met balkenbrij,
dwong mij om die kadaverprak te eten.
Het staat mij nu, na meer dan veertig jaar, nog altijd bij,
een trauma dat ik nimmer kan vergeten.
Ik heb geprotesteerd, gehuild, maar oma’s wil was wet,
‘k was reddeloos, hóe ik ook had gesparteld.
Met lijkvocht, rottend slachtafval en zoutloos, ranzig vet
werden mijn smaakpapillen wreed gemarteld.
Dus oma, u begrijpt dat ik op Allerzielendag
uw grafsteen niet met bloemen kom verfraaien.
Hier heeft u een boeketje balkenbrij, het stinkt, maar ach,
zo oogst u toch nog wat u wilde zaaien. Aaike Jordans