Tegen klein leed

De grote grauwe kudde

Je ziet ze overal, de suffe schapen
in hun geijkte quasistoere look,
het onderlijf geperst in spijkerdoek.
De kuddegeest dwingt hen om na te apen.

De stof is zelden effen, helder blauw,
heeft shabby scheuren, gaten, kleurverschillen
op dijen, knieën, zelfs op gulp en billen.
Mijn god, denk ik steeds: waarom moet dat nou?

Waar is de onderscheidingsdrift gebleven?
We wilden toch nooit uniformiteit?
Die denimkonten missen waardigheid
en slonzigheid wordt zo tot norm verheven

maar daarom geeft de horde echt geen donder.
Wél gaat de goede smaak aan jeans ten onder!

Inge Boulonois

Tegen klein leed

Dappermarkt

De markt is voor tevredenen en legen.
En dan, wat is een markt nog in dit land?
Een groentekraam ter grootte van een krant,
een viskar met wat vlaggetjes ertegen.

Geef mij zo’n gangpad, breed als ’s Heren wegen
met rijkgevulde schappen langs de kant,
de winkelwagens vol tot aan de rand,
de weekaanbieding die ons doet bewegen.

Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
De gevel houdt zijn wonderen verborgen,
de rijkdom van deez’ aard bijeen geharkt.

Dit heb ik bij mijzelve overdacht,
verregend op een miezerige morgen,
domweg aan ’t schuilen in de supermarkt.

Niels Blomberg

Tegen klein leed

Balkenbrij

Een culinair gedrocht, waarvan alleen de naam al stinkt
naar ingewanden, zweet en varkensoren.
Die grauwe misslag, die precies zo smaakt zoals hij klinkt,
laat zien hoezeer de kookkunst kon ontsporen.

De laffe brij (het braaksel van een ernstig zieke kat?)
wordt in wat lauwe olie opgewarmd.
Het resultaat: een platte kleffe grijzig bruine wrat,
die echter door mijn oma werd omarmd.

Zij gaf mij, toen ik klein was, ooit een bord met balkenbrij,
dwong mij om die kadaverprak te eten.
Het staat mij nu, na meer dan veertig jaar, nog altijd bij,
een trauma dat ik nimmer kan vergeten.

Ik heb geprotesteerd, gehuild, maar oma’s wil was wet,
‘k was reddeloos, hóe ik ook had gesparteld.
Met lijkvocht, rottend slachtafval en zoutloos, ranzig vet
werden mijn smaakpapillen wreed gemarteld.

Dus oma, u begrijpt dat ik op Allerzielendag
uw grafsteen niet met bloemen kom verfraaien.
Hier heeft u een boeketje balkenbrij, het stinkt, maar ach,
zo oogst u toch nog wat u wilde zaaien.

Aaike Jordans

Tegen klein leed

Jaarbeurspijn

Er groeit iets op het Jaarbeursplein,
en ik hoop dat het iets groens zal zijn,

want nu oogt het ledig, woest, desolaat
stenen staan op en licht breekt de straat

en machines breken de Leeuwensteyn af
een mooie naam – voor een gebouw als een graf,

een zerk van beton, een zielloos object
gemaakt door een copy paste architect.

De eerste Jaarbeurs begon ooit zo fraai
in 1917, bij oorlogslawaai,

in de oude Fruithal en Korenbeurs,
de vapeurs, primeurs, seigneurs, claqueurs!

Twee gebouwen als taarten in laagjes, maar sterk,
met koepels, pilaren en siermetselwerk,

de ramen in bogen en lijstjes verschanst,
als ogen met wenkbrauw en wimpers omkranst,

die zinnelijke blik, ze verdween tot mijn spijt
in de vaart der volk’ren en eisen der tijd,

vervangen door panden als vleesloos bot,
de metselaars door prefab, het leven beknot,

en tegen 2000, na een eeuw ongeveer,
was het Jaarbeursplein nog weinig meer

dan de lelijkste bushalte van de stad,
een asfaltplak die vol oliesmeer zat.

Maar hoera! Weg is dat Leeuwen-karkas.
op het plein verschijnen straks bomen en gras,

met flaneurs die picknicken, fris, gezond,
hoe heerlijk nietwaar, al dat groen op de grond,

ik mag toch die fraaie maquettes geloven?
Maar wacht even, richt ik de blik wat naar boven

waar ik hoop dat het levend en groen zal zijn,
dan zie ik een soort industrieterrein,

en waar de Leeuwesteyn verdwenen is,
daar dreigt een perverse herrijzenis.

Men besloot dat 8-hoog monster te pletten
om een 18-hoog monster terug te zetten…

Een zwarte parkeergarage, naam: WTC.
Leeuwesteyn had ten minste zijn naam nog mee.

In een diepzwarte schaduw gaat straks teloor
de Taj Mahal van ons stadskantoor.

En was dat nu alles, maar nee, aanschouw
het asgrauw Jaarbeurspleingebouw,

meer van hetzelfde, meer copy paste,
meer van ontwerpbureau Eindegeest,

Waar zijn de daktuinen en groene gevels?
Waar in de hoogte zweven levensnevels,

waar is de stadslandbouw en menselijke maat?
Waarschijnlijk van binnen? Ik wil het op straat!

Urban farming en gardening, een eetbare stad,
bij “Healthy Urban Living” verwacht je wat.

Maak het plein a.u.b. tot modern paradijs
als de Jaarbeurs zijn eerste eeuw opeist.

Geen bouwput maar wensbron, een groeidiamant,
een klein groen hart voor Nederland.
Alexis de Roode

wtc
Het nieuwe WTC van Utrecht, zoals gepland, pal voor het huidige Stadskantoor.