Tegen een bepaald slag mensen

De autohandelaar

De fuseekogel is inmiddels vierkant,
de koppelingsplaat een gatenkaas.
Een auto uit de sloop of cross
geeft hij een prachtig tweede leven.
Hij licht uit liefde voor het vak,
de kunst om roest weer glans te geven.
Een sloopauto hoef je niet te slopen
zolang hij nog een beetje oogt.
Beetje vertoesjen, beetje poetsen
en je kunt hem nog heel goed verkopen.
Tijdens de testrit legt hij de strop
met mooie praatjes om je kop.
Helaas mag je niet de snelweg op:
kentekenpasje thuis vergeten,
als u mij nu eventjes laat rijden,
merk je wel hoe vlot hij gaat.
De turbo gaat nog op volle kracht,
het koetswerk wiegt en schommelt zacht.
Het blijft een hele mooie bak,
het onderhoudsboekje is even zoek,
maar hier gaat u geen spijt van krijgen.
Garantie krijgt u tot de hoek.

Alexis de Roode

Tegen een bepaald slag mensen

twee handjes

hij heeft een magnifiek tichouten handje
een tichouten handje met houtkwast
een tichouten handje met houvast
een tichouten houvast als een tichouten hutje
waarin hij zijn opgezette ticdiertjes ophangt
boven het tic tic knapperend houtvuurtje
waarbij hij ’s avonds laat nog zit te dromen
van dat andere handje dat op zo’n goede voet stond
met het machinegeweertje waarmee hij zo scherp
tic tic kon schieten
peinzend hanteert hij dan zijn ticsomber zingend zaagje
waarmee hij de tichouten nagels van het tichouten handje wat kortwiekt
en leest in de tichouten lijnen des levens
dat het niet de hoge bomen zijn die de kwaadaardigste winden vangen
maar dat dat het allermiserabelst rietje mag doen
dat als ticrietje nu eenmaal gewend is te denken
dat het er spaans tic tic tic toe moet gaan in zijn leven

WANNEER HET IJZEREN HANDJE TAC TAC TAC UIT ANGST
WEER EENS BIJ ONS DE KLOK TERUG ZET

 

Lucebert (1955, Alfabel)

Toelichting: Dit is een gedicht tegen een foute man, een ex-militair. Rudy Cornets de Groot karakteriseerde in 1968 een groot deel van het werk van Lucebert als hekeldichten en noemde daarbij ook dit gedicht. In deze analyse uit 2011 betoogt Wim Kleisen dat de persoon die hier wordt gehekeld, een ex-militair is die met verlangen terugdenkt aan zijn gewelddadige verleden en zijn tichandje waarmee hij de mitrailleur bediende. In 2018 werd duidelijk dat Lucebert zelf bepaald niet vrijuit gaat. In 1943 had hij uitgesproken nazi-sympathieën, meldde zich bijna aan bij de Waffen-SS (zijn vriend Hans Andreus ging wèl) en meldde zich korte tijd later vrijwillig aan om in Duitsland mee te werken aan de opbouw van het Derde Rijk. Daar kreeg hij als 18-jarige een fijn kantoorbaantje en schreef aan een vriendin: “Eerst wanneer alle Germaansche stammen verenigd zijn zal de Jood geen gelegenheid hebben bloed tegen gelijk bloed op te zetten”. Hij loog later dat hij was gedwongen tot de Arbeitseinsatz, vond zichzelf in 1945 opnieuw uit als Lucebert. Hij debuteerde in 1949 met een hekeldicht.

Tegen een bepaald slag mensen, Tegen persoon X of Y

De Willem Engbekjes

Verduveld anderhalvemetermoe
Zijn zij en denken dat ze helder denken
Ons land met Viruswaanzin moeten drenken
Ze blijven ijlen, tot vervelens toe

Want ja, van oudsher kennen wij ze al:
Die stuurlui staan – goddank! – slechts aan de wal

Inge Boulonois

Toelichting: op gedichten.nl schrijft Inge Boulonois een wekelijks snelsonnet. Dit gedicht verwijst naar de beweging rond Willem Engel. Op 31 juli verschijnt “Vers gekruid”, de tweede dichtbundel van Inge Boulonois; hier vindt u meer informatie.

Tegen een bepaald slag mensen

Overlast (of: Krabben helpt niet)

Troeltje
ze zouden jou moeten
Watergolven
danwel
Blauwspoelen

jij synthetische
weegeurende
Badspons!

Vormloze parasitaire
plastic Zwam!

Jij schuimt uit je nek
met
goedkope badgel

Knijp in jou
en het haalt niks uit,
krijg hooguit kleffe vingers.

Voodoo werkt niet want ja,
spelden in een
spons…
(En wat kan doodgaan dat nooit geleefd heeft?)

Een klont wezenloze levensvormen,
haal jou door een keukenzeef en
je klontert weer aaneen.

een saaie vampier
die
haast niet te verwijderen blijkt
en,
zo ja,
dan enge ziektes nalaat en
allergieën.

Krabben helpt niet.

 

Petra Fenijn

Toelichting: uit de serie “Naargeestige gedichten over afgrijselijke creaturen”

Tegen een bepaald slag mensen

Twee rondelen van Anthonis de Roovere

De stille zeugen eten goed hun draf
Al zie je de mensen, je kent ze niet
Er is geen koren zonder kaf
De stille zeugen eten goed hun draf
Men prijst de gaven van wie nimmer gaf
Da’s iets wat je nu overal ziet
De stille zeugen eet goed hun draf
Al zie je de mensen, je kent ze niet.

Wie ’t in de wereld nu wil flikken
Die moet doortrapt zijn als een fiets
En overal hoge hielen likken
Wie ’t in de wereld nu wil flikken
Huichelen als hij die God liet stikken
Want anders loop je rond met niets
Wie ’t in de wereld nu wil flikken
Die moet doortrapt zijn als een fiets.

Toelichting: voor zover wij weten zijn dit twee van de eerste hekeldichten uit de Nederlandse literatuur, uit een serie van vier rondelen door Anthonis de Roovere. Ze zijn hier gegeven in vrije vertaling. De originele teksten volgen hieronder:

Sluymende zueghen eten wel haer draf
Al sietmen de lieden men kentse niet
Ten is gheen coorne sonder caf
Sluymende zueghen eten wel haer draf
Het heet sulc milde die noydt en gaf
By desen veel tsghelijcx gheschiet
Sluymende zueghen eten wel haer draf
Al sietmen de lieden men kentse niet.

Die nu ter wereldt sal bedien
Die moet duersteict zijn als een iacke
Alomme moet hy hoocheydt dien
Die nu ter wereldt sal bedien
Onnoosel als die Godt verrien
Oft anders gaet hy metten sacke
Die nu ter wereldt sal bedien
Die moet duersteict zijn als een iacke.

Tegen een bepaald slag mensen

Voetbal-hymne

O Spel, dat hoofd en hart der knapen vult,
Die dagelijks ’t gedaas der krant verslinden,
In hartstocht, die geen smaak voor ’t hoog’re duldt,
Dat mensen beesten maakt, en zienden blinden –

Hoort, hoe het plebs uit rauwe kelen brult,
Terwijl het aan ’t afzichtlijk schouwspel smult,
Als daar een horde woestaards en ontzinden
In ’t schunnig schopwerk vuile vreugde vinden…

Ziet, hoe des lichaams schoonste lijn zich kronkelt,
De pees zich opbolt als een boos gezwel,
Wijl ’t oog van een onheil’gen vuurgloed fonkelt…

Ja, duizendwerf vervloekt zij ’t voetbalspel,
Waarbij bedrogen wordt, gewed, gekonkeld…
Voort! vuige voetbalbende – vaar ter hel!

Charivarius (1870-1946)

Toelichting: met dank aan Laurens Jz. Coster

Tegen een bepaald slag mensen

Beursgenoteerd flagellantisme

Eerst stonden we in het rood bij God.
Nu staan we in het rood bij de bankiers.
Hoe dan ook: het bloed vloeit
terwijl ik toch onschuldig ter wereld kwam.

Ik zou ze graag een corrigerende tik verkopen
maar om aan het marktdenken te ontkomen
mogen ze die knal ook gratis incasseren.

Zelfs de poëzie is van het klatergoud doordrenkt
devaluerend en gekrenkt (schuilend in het peloton)
denkend in termen van gilde. Alsof wij vakbroeders zijn.

Ik heet dit maar de jongste dag en klap het kasboek dicht.

Sla zacht. Sla ze zacht.

 Reiner de Rooie

Tegen een bepaald slag mensen

Hekeldicht op een hekelaar

Dat woord alleen al: hekelaar.
Het steekt net als een mene tekel.
Aan niets heb ik zo’n pokkenhekel
dan aan een gisper, zeveraar.

Hij teert slechts op wat anderen doen.
Die fielterige parasiet
is erger dan een persmuskiet:
zijn levensgal kent geen fatsoen.

Geboren als een aterling
werd hij een volbloed querulant.
Zijn ongenuanceerd verstand
wil enkel zelfbevrediging

waardoor alleen hijzelf geniet.
Zo blijft hij groot, die zielenpiet –

Inge Boulonois